Dutch government has to compensate widows and children of illegal executed men in the period 1946-1949.
Interlocutory judgment Rechtbank Den Haag March 11th, 2015
Nederland aansprakelijk voor schade van nabestaanden van in Nederlands-Indië geëxecuteerde mannen
Den Haag , 11-3-2015 bron: rechtspraak.nl
De Nederlandse Staat is schadeplichtig voor het gederfde levensonderhoud van Indonesische nabestaanden van mannen die in 1946 t/m 1949 in het toenmalige Nederlands-Indië onrechtmatig zijn geëxecuteerd. Dit is gebeurd bij zogenoemde zuiveringsacties, uitgevoerd door militairen waarvoor Nederland destijds verantwoordelijk was. Net als in een eerdere zaak over het dorp Rawagedeh faalt het door de Staat gedane beroep op verjaring ten aanzien van de weduwen. Daarnaast faalt dit beroep ook ten opzichte van de kinderen van onrechtmatig geëxecuteerde mannen.
Geen beroep op verjaring
Eerder in september 2011 had deze rechtbank al uitspraak gedaan over een in 1947 door Nederlandse militairen gepleegd geweldsexces in het dorp Rawagedeh op West-Java (ECLI:NL:RBSGR:2011:BS8793). Net als in de zaak Rawagedeh heeft de rechtbank nu in deze vijf rechtszaken over Zuid-Sulawesi en Peniwen geoordeeld dat in deze bijzondere gevallen het beroep van de Staat op verjaring tegenover de eisende achttien Indonesische weduwen niet opgaat. Nieuw is dat de Staat zich naar het oordeel van de rechtbank tegenover de vijf eisende kinderen, die stellen dat hun vaders onrechtmatig zijn geëxecuteerd, ook niet op verjaring mag beroepen, ook al hebben de feiten zich inmiddels bijna 70 jaar geleden afgespeeld. Voor een onderscheid tussen weduwen en kinderen als meest getroffen directe nabestaanden bestaat geen goede reden.
Schadeplichtigheid voor gederfd levensonderhoud
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat volgens het toe te passen oude Nederlandse recht uit 1946 t/m 1949 de Staat tegenover de Indonesische weduwen en kinderen alleen aansprakelijk kan zijn voor hun gederfde levensonderhoud door het overlijden van hun man of vader, en niet voor hun immateriële schade. Ook in het huidige Nederlandse recht zou dat laatste overigens niet of nauwelijks mogelijk zijn. De weduwen en kinderen kunnen volgens de rechtbank ook géén aanspraak maken op een forfaitair bedrag van € 20.000 per persoon, dat zij hebben gevorderd.
Die € 20.000 is het bedrag dat de Staat aanbiedt aan Indonesische weduwen die voldoen aan de voorwaarden die worden genoemd in een Bekendmaking daarover van de Nederlandse regering uit september 2013. Zie Staatscourant 10 september 2013, 25383. De Bekendmaking heeft alleen betrekking op schikkingen die de Staat buiten rechte treft met weduwen en is niet bepalend voor de vraag welke schade de Staat dient te vergoeden als het tot een procedure komt.
Deze vonnissen zijn tussenvonnissen. Hierna zal de hiervoor genoemde bewijslevering dienen plaats te vinden. Uitspraken: ECLI:NL:RBDHA:2015:2442, ECLI:NL:RBDHA:2015:2449